BENG Berekening laten maken

Het berekenen van de BENG is verplicht gesteld voor nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen per 1-1-2021. Er zijn wel uitzonderingen zoals een gebouw met een industriefunctie. Voor bestaande woningen geldt dat je alleen een BENG berekening moet laten maken als je de woning ingrijpend gaat veranderen. Met ingrijpend wordt bedoelt dat je 25% of meer van het totale woonoppervlak gaat aanpassen of uitbreiden.

Bij een BENG berekening wordt de eis opgesplitst in meerdere onderdelen, waarbij je bij de BENG 1 eerst gaat kijken naar de energiebehoefte van het gebouw zelf. Hierdoor wordt eerst besparing op je energiebehoefte afgedwongen. Daarna ga je kijken naar de manier van opwekken en hoe je kan realiseren om dit zo duurzaam mogelijk te doen. Bij DE EPC berekening stond alles onder dezelfde eis, waardoor bovengenoemde zaken te makkelijk uitwisselbaar waren.

De EPC berekening is de voorloper van de BENG berekening. Het staat voor Energie Prestatie Coëfficiënt. Het is een index die de energetische efficiëntie aangeeft voor een gebouw. De berekeningen zijn gebaseerd en vastgelegd in de norm NEN 7120, die op haar beurt weer de normen NPR 2916 (Utiliteitsbouw) en NPR 5128 (Woningbouw) vervangt. DE EPC berekening is al sinds 1995 een verplicht onderdeel bij het indienen van de bouwaanvraag.

Als het primaire fossiele energieverbruik als resultaat van een BENG berekening op nul uitkomt, betekent niet dat het een nul-op-de-meter woning is. Het verschil zit in de huishoudelijke apparatuur. De BENG gaat alleen uit van gebouw gebonden verbruikers, zoals de verwarmingsinstallatie, ventilatie of koeling. Bij een nul-op-de-meter woning of gebouw gaat het een stapje verder. Hier wordt alle huishoudelijke apparatuur ook meegenomen. Om nul-op-de-meter te creëren bij een BENG berekening zul je dus flink negatief uit moeten komen met het elektriciteitsverbruik, voor het compenseren van de overige apparatuur.

Gasloos wonen is niet per definitie gekoppeld aan de BENG. De BENG eisen zijn er vanaf 1-1-2021, gasloos wonen is al verplicht gesteld per 1-7-2018 in het kader van de wet VET (Voortang Energietransitie). Vanaf die datum was het bij een vergunningaanvraag niet meer toegestaan een gasaansluiting te hebben.

Het klopt inderdaad dat er in zowel de BENG 1 als de BENG 2 hernieuwbare energie gewaardeerd wordt. Wanneer het gebouw goed scoort op het aandeel hernieuwbare energie (BENG 3), dan scoort het vaak ook goed op het primair fossiel energiegebruik (BENG 2). Daarentegen betekent een laag primair energiegebruik (BENG 2) niet automatisch dat het aandeel hernieuwbare energie ook hoog is (BENG 3). Een laag primair fossiel energiegebruik zegt in dat geval meer over de invulling van de lage energiebehoefte, niet de manier waarop het is opgewekt.

In een BENG berekening wordt er ook een eis gesteld aan de beperking van de kans op oververhitting. Deze TO-Juli waarde moet onder de 1.20 blijven is de eis. Deze eis is per definitie te halen door het toepassen van koeling, maar dit is zeker niet verplicht. De eis is ook te halen door voldoende aandacht te besteden aan het beperken van de kans op oververhitting. Bijvoorbeeld door rekening te houden met oriëntatie van het gebouw, overstekken op de zuidgevel, zonneweringen of voorzieningen om ’s nachts extra te kunnen ventileren.

De kans is groot dat er duurzame energie hetzelfde bedoelt wordt als hernieuwbare energie. Echter zit het verschil in dat de Europese regelgeving gebaseerd is op de term ‘hernieuwbare energie’ (renewable energy). Hieronder vallen energiebronnen als zon- en waterkracht, maar ook biomassa. De Europese regelgeving is volledig op deze definitie gebaseerd. Dat is bij duurzame energie minder van toepassing, daarom spreken we in het kader van de BENG altijd over hernieuwbare energie.

Dit is mogelijk door verschillende versies van de rekensoftware. Dit kan ontstaan ondanks exact gelijke invoer in beide versies.

Daarnaast komt het vaak voor dat er verschillen in de praktijk ontstaan. In de BENG berekening voor de vergunningaanvraag wordt er uitgegaan van bepaalde uitgangspunten. Als deze uitgangspunten niet gehandhaafd worden, of niet op een correcte manier te bewijzen zijn, kan dit een probleem zijn bij het meenemen van deze uitgangspunten. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan.